Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [23]Hij zeide: Ga uit, en sta op dezen berg, voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, [24]de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen, voor den HEERE henen; [doch] [25]de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving; de HEERE was [ook] in de aardbeving niet; 23. Namelijk, de Heere. 24. De Heere is aldus Elia verschenen, om hem te verzekeren van zijn tegenwoordigheid, te onderwijzen van zijn goddelijke eigenschappen, en te versterken in zijn dienst, opdat hij overwonnen hebbende de vrees der mensen in zijn roeping standvastiglijk zou voortgaan. 25. De Heere is wel overal, maar niet op allerlei manier. Hij is in den wind, in de aardbeving en in het vuur niet geweest ten aanzien van zijn goddelijke aanspraak, maar alleen ten aanzien van de openbaring van enige goddelijke eigenschappen.